Eén van zijn vele taken: donoren screenen op veiligheid en geschiktheid van weefsels voor transplantatie.
Wat doet het Orgaancentrum?
‘Zodra een patiënt overlijdt of dreigt te overlijden, belt de arts het Orgaancentrum van de NTS, allereerst om het Donorregister te raadplegen. Dan splitst het donatieproces zich. Ziekenhuizen regelen in overleg met een transplantatiecoördinator orgaandonatie, en het Orgaancentrum regelt weefseldonatie. Dat gebeurt 7 dagen in de week 24 uur per dag. Medewerkers van het Orgaancentrum screenen de aangemelde weefseldonoren. Ze stellen een lijst met vragen aan de arts die het overlijden meldt. Bij de donatie van oogweefsel handelen ze de aanname zelfstandig af, maar bij andere weefsels en bij complexe donaties kom ik in beeld.’
Wat is jouw rol bij donatie?
‘Ik controleer of het medische plaatje van de patiënt klopt en compleet is. De ziektegeschiedenis moet bijvoorbeeld overeenkomen met de medicijnen die de patiënt gebruikte, de doodsoorzaak moet duidelijk zijn, en er mogen geen medische risico’s voor donatie zijn. Daar zijn strikte criteria voor die worden afgestemd met Europese richtlijnen.’
Wat gebeurt er daarna?
‘Als er geen bezwaar is tegen donatie en er geen medische contra-indicaties zijn, neemt het uitnameteam de weefsels uit. De weefselbank controleert de kwaliteit. Ook wordt het bloed onderzocht op virussen zoals HIV en hepatitis. Alle gegevens krijg ik terug. Soms is er aanvullende informatie van de huisarts of de specialist nodig. In de eindbeoordeling besluit ik welke weefsels geschikt zijn voor transplantatie.’
Houdt het voor jou op als de weefsels getransplanteerd zijn?
‘Nee, want heel soms wordt er een medisch incident gemeld na een orgaan- of weefseltransplantatie. Als een ontvanger bijvoorbeeld een infectie of kanker krijgt, gaan we na of dat door het donororgaan of -weefsel kan komen. Is dat zo, dan moeten we de artsen van andere ontvangers inlichten. Andersom wordt er bij donoren wel eens iets gevonden dat effect kan hebben op het getransplanteerde orgaan of weefsel.’
Hoeveel artsen zijn er bij de NTS?
‘We zijn met 6 stafartsen, maar niet allemaal fulltimers. Continuïteit is belangrijk, er moet altijd minstens 1 dienstdoende arts op het Orgaancentrum zijn, en we hebben ieder 1 of 2 keer per week een avond- en nachtdienst. Dan zijn we telefonisch aanspreekpunt voor het Orgaancentrum. Als arts krijg je een interne opleiding en de inwerktijd is ongeveer een jaar. Je krijgt een begeleider die 1-op-1 met je werkt. Ook draaien 3 externe artsen avond- en nachtdiensten. Soms hebben die tijdens hun studie als flexwerker op het Orgaancentrum gewerkt.’
Welke achtergrond hebben de artsen?
‘Iedereen had al een aantal jaren klinische ervaring. Op verschillende vakgebieden, van oogheelkunde tot gynaecologie en van chirurgie tot pathologie. Door de combinatie van ieders kennis vullen we elkaar aan. We komen veel verschillende ziektebeelden tegen, maar ook de sociale voorgeschiedenis van de donor is belangrijk en ethische kwesties spelen een rol bij donatie. Om een totale inschatting te kunnen maken, heb je kennis van verschillende vakgebieden nodig. Dat maakt het boeiend, omdat de geneeskunde dan in de volle breedte tot uiting komt.’
Wat doe je naast de diensten?
‘Ik doe ook beleidszaken en ben betrokken bij medische vragen vanuit bijvoorbeeld ziekenhuizen en het publiek. Ook doe ik onderzoek voor het ontwikkelen en evalueren van onze medische richtlijnen. Daarover kan ik dan presentaties geven op congressen; we zijn namelijk ook een nationaal kenniscentrum. Soms wijs ik oogweefsel en hartkleppen toe aan patiënten op de wachtlijst. Bij complexe indicaties voor transplantatie of spoedtoewijzingen controleer ik of alles klopt. Ik geef ook onderwijs aan medewerkers van het Orgaancentrum, aan de uitnameteams en aan coassistenten van het LUMC.’
Veel verschillende taken dus
‘Ja, en juist die variatie maakt het leuk. Sommige donoren zijn echte puzzels. Wekelijks hebben we teamoverleg over moeilijke casussen. Dat zijn belangrijke leermomenten, omdat we elkaar dan ook toetsen. We blijven steeds bijleren.’